Wat hebben Jip en Janneke en B1 met elkaar te maken?
Op het Ministerie van Binnenlandse Zaken ging op 1 april een nieuwsbericht rond over het plaatsen van software bij alle medewerkers voor tekstcontrole op ambtelijk taalgebruik en jargon … Maar, in de vergadering van de Katwijkse gemeenteraad van 19 maart jl. was helder taalgebruik een serieus punt van discussie. Beide voorvallen inspireerden mij om in deze rubriek aandacht te besteden aan ‘schrijven en beklijven’. Een heldere boodschap brengen die blijft hangen. Kortom, over het hoe en waarom van helder taalgebruik.
Jip en Janneke
Af en toe laait de discussie over helder taalgebruik weer op, vooral als het gaat om teksten van overheden of dienstverlenende instanties. Dan hoor je mensen zeggen dat we vooral jip- en janneketaal moeten gebruiken. Annie M.G. Schmidt schreef de verhalen over de buurtkinderen Jip en Janneke in de 50-er jaren voor kleuters. Volgens het AVI-systeem zijn die teksten geschikt voor kinderen uit groep 4 van de basisschool. Dat deed ze met humor, in korte, actieve zinnen met eenvoudige woorden en met veel inlevingsvermogen. En juist dat laatste is belangrijk. De term jip-en janneketaal kreeg in 2002 ook de betekenis als omschrijving van ‘begrijpelijke taal in de politiek’. Toenmalig VVD-partijvoorzitter Bas Eenhoorn hanteerde de term voor het eerst. Inmiddels bedoelen we met ‘jip- en janneketaal’ begrijpelijke taal van volwassenen in het algemeen, zowel in positieve als in negatieve zin. Negatief als het taalgebruik onnodig simpel is en zijn doel mist.
Taalniveau B1
In 1998 verscheen het Europees Referentiekader voor de moderne talen. De Raad van Europa gaf opdracht om dit op te stellen om het taalonderwijs binnen Europa op elkaar af te stemmen. Bovendien moest het referentiekader dienen als platform waarop taalkwalificaties op Europese schaal erkend kunnen worden. Een meetlat dus om de taalvaardigheid (luisteren, spreken en schrijven) te meten. Er zijn drie niveaus (A, B en C) vastgesteld en ieder niveau is onderverdeeld in twee sub niveaus (1 en 2). Taalniveau A1 is het laagste en taalniveau C2 het hoogste niveau. Omdat bijna 95 % van de Nederlandse bevolking taalniveau B1 kan begrijpen, noemen we B1 eenvoudig Nederlands. Overheden en bedrijven schrijven hun teksten meestal op taalniveau C1. Onderzoek heeft uitgewezen dat ongeveer 60% van onze bevolking die teksten niet goed begrijpt.
Meer zeggen met minder woorden
Een tekst op taalniveau B1 leest gemakkelijker en sneller, ook voor mensen met een hogere opleiding. En dat is handig, want mensen lezen niet graag en zien liever een afbeelding, foto of film. Daarom is het zinvol om zakelijke teksten kort en krachtig te houden en zo beeldend te schrijven. Zo schetst u met woorden als het ware een plaatje in het brein van de lezer.
Tot slot nog enkele tips op een rij:
- Bedenk steeds voor wie u schrijft (uw doelgroep) en wat u wilt zeggen (uw boodschap).
- Schrijf in verzorgde spreektaal, waarbij u korte en lange zinnen afwisselt.
- Schrijf actief en concreet.
- Breng structuur aan in de tekst (voor ‘scannende’ lezers) door tussenkopjes en witregels
- Zorg voor samenhang tussen de zinnen door verbindende of verklarende woorden te gebruiken (maar, want, ten eerste, enz.)
- Zet het belangrijkste aan het begin.
- Spreek de lezer aan door ‘u’ of ‘je’ te gebruiken of stel eens een vraag in de tekst.
- Vermijd moeilijke woorden en jargon of leg ze uit. Het is niet nodig om u mooier of beter voor te doen. Het gaat er om dat uw boodschap overkomt, zodat u uw doel bereikt. Anders hoeft u die brief of mailing helemaal niet te schrijven.
In de opname ‘Goochelen met taal’ van Herman Finkers uit 2013 komt een citaat voor van J.P. Balkenende: “Het is allesbehalve onjuist dat ik ontkend heb dat ik niet tegen het verbod op het embargo ben.”
Pfff…. Het blijft moeilijk, maar zoals voor veel zaken geldt, geldt ook hier: Oefening baart kunst.
May-lisa de Laat